De procedure uit artikel 16 van het IMB-besluit biedt de mogelijkheid om een hulpmiddel of aanpassing uit de refertelijst toe te kennen aan iemand wiens situatie niet overeenkomt met de doelgroep van de hulpmiddelenfiche van dat hulpmiddel. De persoon moet wel overtuigend motiveren waarom dat hulpmiddel, door de behoefte die voortvloeit uit de handicap, noodzakelijk is voor zijn sociale integratie. Dat betekent dat men in uitzonderlijke situaties kan afwijken van zowel de algemene doelgroep die de beperking van de persoon beschrijft, als van de bijkomende voorwaarden onder deze algemene doelgroep in de hulpmiddelenfiche. De noodzaak, doelmatigheid, werkzaamheid en gebruiksfrequentie moeten wel steeds aangetoond zijn en in verhouding met de gevraagde bijstand.
Deze maatregel moet niet specifiek worden aangevraagd via een speciale procedure. U kunt wel bij de aanvraag in module D aangeven dat de situatie van een persoon niet overeenkomt met de doelgroep in de hulpmiddelenfiche en vervolgens de noodzaak, werkzaamheid en gebruiksfrequentie van het hulpmiddel motiveren.
Door zo'n uitzonderingssituaties te inventariseren, kunnen op termijn refertelijstaanpassingen worden doorgevoerd die deze procedure vermijden.