Participatie in de VAPH-regelgeving

In het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap(opent nieuw venster), kortweg BVR Kwaliteit, zijn enkele kwaliteitsvoorwaarden vastgelegd rond inspraak en participatie waaraan zorgaanbieders moeten voldoen. Hieronder vindt u een overzicht van de rechten van de zorggebruiker en de elementen van de overeenkomst tussen gebruiker en zorgaanbieder uit de regelgeving.

Voor minderjarigen is het recht op participatie en inspraak ook vastgelegd in het Decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp(opent nieuw venster), kortweg het Decreet rechtspositie minderjarigen (DRM). Hierover leest u meer op de website over de rechtspositie minderjarigen in de jeugdhulp(opent nieuw venster).

  • Individuele inspraak

    De gebruiker heeft recht op volledige, nauwkeurige en tijdige informatie over alle aangelegenheden in verband met zijn zorg en ondersteuning die hem rechtstreeks en persoonlijk aanbelangen.

  • De individuele dienstverleningsovereenkomst (IDO)

    De individuele dienstverleningsovereenkomst (IDO) is een document dat alle afspraken over de ondersteuning en de woon- en leefkosten bevat. De overeenkomst wordt op maat en in overleg opgemaakt. Het is een uitgebreid document, dat helder en transparant moet zijn voor de zorggebruiker (of zijn vertegenwoordiger) het ondertekent. 

  • Het handelingsplan

    In het handelingsplan staat beschreven op welke manier de ondersteuning uitgevoerd zal worden. Het handelingsplan wordt regelmatig geëvalueerd. Voor minderjarigen is dit minstens jaarlijks en voor meerderjarigen minstens om de drie jaar. Daarnaast kunnen ook nog bijkomende besprekingen of evaluaties gevraagd worden door de gebruiker of zijn vertegenwoordiger en de vergunde zorgaanbieder.

  • Collectieve inspraak

    Alle zorgaanbieders moeten collectieve inspraak organiseren voor hun gebruikers of hun vertegenwoordigers. De manier waarop inspraak en medezeggenschap vorm krijgt kan verschillen. Het document met de collectieve rechten en plichten omschrijft hoe die inspraak georganiseerd wordt.

  • Collectief overlegorgaan

    Zorgaanbieders die woonondersteuning of verblijf aanbieden, zijn verplicht om een collectief overlegorgaan op te richten. Dit orgaan bestaat uit een aantal gebruikers en vertegenwoordigers die de belangen van alle gebruikers vertegenwoordigen. Zorgaanbieders die geen collectief overlegorgaan hoeven op te richten, kiezen in samenspraak op welke wijze ze collectieve inspraak voor gebruikers of hun vertegenwoordigers organiseren. 

  • Het beleidsplan en de zelfevaluatie

    Elke zorgaanbieder moet een beleidsplan hebben en een jaarlijkse zelfevaluatie doen in samenspraak met gebruikers en werknemers. 

    Hier kunnen de gebruikers (of diens vertegenwoordigers) het beleid en de doelstellingen van de organisatie samen met de zorgaanbieder onder de loep nemen. 

Publicaties