Multifunctionele centra

Op 1 januari 2012 ging het experiment Multifunctionele Centra (MFC’s) voor minderjarigen van start. Met dat experiment werden een tiental minderjarigenvoorzieningen omgevormd tot multifunctionele dienstverleningscentra. Op 1 januari 2014 kregen nog eens een tiental minderjarigenvoorzieningen de kans om mee in het experiment te stappen. In 2016 werden alle voorzieningen voor minderjarigen definitief omgevormd tot MFC.

Achtergrond

In het kader van Perspectief 2020 wilde de toenmalige Vlaamse minister voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin ervoor zorgen dat het aanbod vanuit de (semi-)residentiële voorzieningen soepel kon ingezet worden, om zo dicht mogelijk aan te sluiten bij de bijstandsnoden van jongeren en hun familiale context. 

De minister was van oordeel dat er voorzichtiger moest omgesprongen worden met langdurige residentiële zorg. Zo’n zorg is dikwijls niet de ideale oplossing. Sommige jongeren gaan precies door de prikkels van het leven in een leefgroep nog meer probleemgedrag vertonen en dus minder kans hebben op een succesvolle reïntegratie in de thuissituatie. Jongeren met een motorische of sensoriële beperking zullen door de beschermende omgeving van een internaat later als volwassene ook minder snel de overstap maken naar meer inclusieve ondersteuningsvormen.

Experiment

Een tiental minderjarigenvoorzieningen kregen op 1 januari 2012 de kans om vrijwillig in te tekenen op het experiment Multifunctionele Centra voor minderjarigen.

Hoofddoel was een soepel zorgaanbod. Daarbij moesten jongeren met nood aan een intensieve begeleiding (dat wil zeggen: met een PEC-beslissing voor minstens semi-internaat) vlot kunnen overschakelen tussen residentiële, semi-residentiële en ambulante bijstand, of met andere woorden tussen dag- en nachtopvang, dagopvang, dagbesteding en ondersteuning thuis. De MFC’s moesten die functies ook in verschillende frequenties en met verschillende duur kunnen aanbieden.

De opzet was ook de gemiddelde duur van de residentiële opvang in te perken, door tegelijkertijd een degelijke ondersteuning te voorzien van het netwerk. Residentiële opvang moest enkel aangeboden worden in de periodes dat die echt nodig is.

Dat alles moest leiden tot een vermindering van de residentiële opvang en een stijging van het aantal jongeren in begeleiding. Naast de inhoudelijke doelstellingen werd ook gestreefd naar een verregaande administratieve vereenvoudiging voor de minderjarigenvoorzieningen.