Binnen de zorgvernieuwing kreeg het burgerschapsmodel meer ingang. Met de uitbouw van diensten voor inclusieve ondersteuning (DIO) werd een volwaardig alternatief geboden voor de opvang in een voorziening. Diensten voor inclusieve ondersteuning speelden soepel in op de diversiteit aan zorgvragen. Ze werkten maximaal inclusief voor de realisatie van de ondersteuning, met name door samen te werken met de reguliere welzijnsdiensten en met het natuurlijk netwerk van de persoon met een handicap. Reguliere diensten zijn die diensten die ter beschikking staan van elke burger, zoals thuiszorg, thuisverpleging, gezinshulp, maaltijddiensten en vervoersdiensten.
Het nieuwe regelkader
Net zoals binnen beschermd en geïntegreerd wonen verbleven de personen met een handicap in individuele woningen of kleine groepswoningen. Zij stonden zelf in voor de woon- en leefkosten. De ondersteuning was gratis. Als het nodig was, werd voorzien in een aangepaste dagbesteding.
De DIO’s werden gesubsidieerd op basis van personeelspunten, a rato van het aantal opgenomen personen met een handicap en van hun zorgzwaarte. De diensten werden gestimuleerd om, zoveel als mogelijk en wenselijk, reguliere diensten en mantelzorgers in te schakelen.
Van beschermd wonen en geïntegreerd wonen naar inclusieve ondersteuning
In 2008 zagen de geïntegreerde woonprojecten het licht. Vanaf dat ogenblik al was het uitgangspunt voor een volgende fase van de zorgvernieuwing dat de diensten voor beschermd wonen en de geïntegreerde woonprojecten tot één zorgvorm zouden omgevormd worden. De nieuwe doelgroep zou dan bestaan uit cliënten die mits de nodige ondersteuning op psychosociaal en administratief vlak in meer geïntegreerde of inclusieve woonvormen zouden kunnen leven. Door de samenvoeging van de diensten voor beschermd wonen en de geïntegreerde woonprojecten zou dus een zorgvorm ontstaan met een heel gedifferentieerde cliëntenpopulatie. Om die samenvoeging op een beheerste wijze te lanceren en de impact ervan te evalueren, startte het VAPH, in samenwerking met de betrokken actoren, het pilootproject Diensten Inclusieve Ondersteuning (DIO) op. Het pilootproject DIO is inmiddels afgerond. De interessante bevindingen binnen dit onderzoek werden meegenomen voor het invoeren van de beoogde zorgvernieuwing.
Pilootproject
Het pilootproject DIO hield een inschaling in van de cliënten voor de DIO-uitbreidingsplaatsen, maar ook van de cliënten beschermd wonen en geïntegreerd wonen. Het instrument daartoe, met name het zorgzwaarte-instrument, beoogde een objectieve inschatting van de nood aan ondersteuning van een persoon met een handicap. Het instrument zat nog in een fase van verfijning. Dat instrument was belangrijk, aangezien de zorgzwaarte van de opgenomen personen een van de bepalende factoren was voor de subsidiëring.
Meer informatie omtrent het zorgzwaarte-instrument vindt u in de brochure 'Inschaling van de zorgzwaarte: wat en hoe?'
Wat wijzigde er in de begeleiding?
Voor de persoon met een handicap bleef de begeleiding/ondersteuning binnen beschermd en geïntegreerd wonen ongewijzigd. De betrokken diensten streefden er echter naar om meer gebruik te maken van reguliere diensten (poetsdiensten, maaltijddiensten enzoverder).
Voordat een persoon met een handicap ondersteuning kon krijgen van een DIO, moest zijn ondersteuningsnood goed in kaart gebracht worden. Bij de aanvang van de begeleiding werd daarom een proces van vraagverduidelijking doorlopen. De vraagverduidelijking moest uiteindelijk een ondersteuningsplan opleveren. De persoon met een handicap kon dus, door een combinatie van hulp van reguliere diensten, van mantelzorg, van het sociale netwerk en van handicapspecifieke ondersteuning, een eigen bestaan uitbouwen in zijn eigen leefomgeving. De DIO had daarbij de opdracht de ontbrekende schakels in de reguliere en andere ondersteuningsvormen in te vullen en te zorgen voor de coördinatie van alle ondersteuning.
Deze diensten werden ondertussen in het kader van persoonsvolgende financiering voor meerderjarigen omgevormd tot vergunde zorgaanbieders.