1 februari 2024

Aanpassingen aan het kwaliteitsbesluit

Dit bericht biedt een overzicht van aanpassingen aan het kwaliteitsbesluit (besluit van de Vlaamse Regering met algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, 4 februari 2011). Alle aanpassingen zijn op 12 januari 2024 definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering en gaan in vanaf 1 januari 2024. Na de publicatie van de wijzigingen in het Belgisch Staatsblad zal de gecoördineerde versie beschikbaar zijn. 

Welke wijzigingen zijn er ?

De voorbije jaren zijn een aantal aanpassingen geadviseerd en beslist over (1) handelingsplannen, (2) klachtenbehandeling, (3) meldingsplicht en (4) niet-afgesproken afwezigheden. Bijkomend zijn er aanpassingen rond eenzijdig ontslag door een voorziening (5), en zijn artikels uit het hoofdstuk ‘toezicht’ (6) verfijnd met als doel een duidelijke gevolggeving van inspectieverslagen. De bepalingen uit het beleidsplan (7) werden vanuit het BVR vergunnen, verplaatst naar dit BVR kwaliteit. 

1. Handelingsplan

De termijn waarbinnen de handelingsplannen minimaal moeten worden geëvalueerd, is geconcretiseerd, net zoals Zorginspectie de termijnen hanteert. Voor minderjarige gebruikers is dat minstens jaarlijks en voor meerderjarige gebruikers minstens om de drie jaar.

2. Klachtenbehandeling

Bij het doorlopen van de interne klachtenprocedure kan het gebeuren dat een persoon in de twee opeenvolgende stappen van de procedure bij eenzelfde persoon van de zorgaanbieder terechtkomt. Dat willen we voorkomen door te bepalen dat de vertegenwoordiger van de inrichtende macht van de zorgaanbieder in de klachtencommissie niet dezelfde persoon mag zijn als de directie.

3. Meldingsplicht uitgebreid 

Het kwaliteitsbesluit werd aangepast om te voldoen aan de ontwikkelingen met betrekking tot de meldingsplicht (seksueel) grensoverschrijdend gedrag ((S)GOG); het referentiekader en de procedure voor preventie, detectie van en gepast reageren op GOG wordt uitgebreid met GOG ten aanzien van medewerkers.

Daarnaast werd de meldingsplicht van ernstige gebeurtenissen die de zorg en ondersteuning, de gezondheid, de veiligheid, de waardigheid of de integriteit van de gebruikers in het gedrang kunnen brengen, of die een ernstige impact hebben op gebruikers of op de werking van de organisatie - zoals eerder ingevoerd via een infonota uit 2021 - regelgevend verankerd.

4. Niet-afgesproken afwezigheden

De individuele dienstverleningsovereenkomst moet een afsprakenkader bevatten over niet-afgesproken afwezigheid. Dat algemeen afsprakenkader over afwezigheden bij de zorgaanbieder wordt afgestemd met het collectief overleg en toegevoegd aan de collectieve rechten en plichten. Er moeten duidelijke afspraken zijn over welke kosten de gebruiker moet betalen als ondersteuning niet doorgaat zoals afgesproken, al dan niet langdurig. Daarnaast moeten er afspraken gemaakt worden of bij afwezigheid de ondersteuning later kan ingehaald worden en over hoe een mogelijke terugkeer van de gebruiker bij onderbreking van de ondersteuning er zal uitzien.

De zorgaanbieders engageren zich bij langdurige afwezigheid van een gebruiker, bv. wegens een opname in de psychiatrie, de gebruiker opnieuw de ondersteuning te bieden zoals voordien. 
Wanneer het niet mogelijk is om de oorspronkelijke ondersteuning opnieuw op te starten, gaat de zorgaanbieder actief mee op zoek naar een andere oplossing zodat de zorg gecontinueerd kan worden (inspanningsverbintenis).

Via de model-IDO en de bijhorende extra informatie werd sterk aanbevolen om dergelijke afspraken te maken. Als er nog IDO’s zijn waar die bepalingen in ontbreken, moet die informatie worden toegevoegd via een aanpassing van de IDO of een addendum bij de overeenkomst.

Zorgaanbieders hebben tot en met 31 december 2024 de tijd om in hun collectieve rechten en plichten een algemeen afsprakenkader rond afwezigheden op te nemen. Zorgaanbieders hebben tot en met 31 december 2025 de tijd om in de individuele dienstverleningsovereenkomsten een afsprakenkader bij niet-afgesproken afwezigheid op te nemen.

5. Eenzijdig ontslag door een voorziening

De procedure van de eenzijdige beëindiging van de overeenkomst wordt aangepast.

Voornemen

De voorziening zal eerst een voornemen van de beslissing om over te gaan tot een eenzijdige beëindiging van de zorg en ondersteuning moeten bezorgen aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger. Het voornemen moet schriftelijk en uitvoerig de reden(en) van het ontslag motiveren.

De voorziening kan pas overgaan tot de eenzijdige beëindiging, na overleg met de gebruiker of zijn vertegenwoordiger om te bekijken of er toch geen andere oplossing mogelijk is. Daarnaast moeten ze samen bekijken of de procedures van hoogdrempelige individuele bijstand, van intensieve bemiddeling of van de bemiddeling conform het decreet rechtspositie minderjarigen een mogelijk oplossing kunnen bieden. Als zij menen dat dat niet het geval is, motiveren zij waarom die procedures niet gevolgd werden.

Bij een ontslag gaat de voorziening mee op zoek naar een gepaste oplossing en als dat nodig is, onderzoeken ze of in samenwerking met een andere voorziening de continuïteit van de zorg of ondersteuning verzekerd kan worden (inspanningsverbintenis).

Effectief ontslag

De voorziening kan pas overgaan tot een ontslag nadat de termijn van dertig dagen na het voornemen tot ontslag verstreken is of bij betwisting nadat de volledige interne klachtenprocedure is afgerond.

Tijdens die periode moet de huidige ondersteuning gewaarborgd blijven. Dit artikel bepaalt dat de voorziening schriftelijk en uitvoerig de reden(en) van het ontslag motiveert. De motivering moet gebeuren zoals bij het voornemen. Het ontslag moet aangetekend verstuurd worden.

Opzegperiode

De opzegtermijn begint te lopen de dag nadat de gebruiker het definitieve ontslag ontvangt.

Betwisting

Er wordt nu gesproken over de betwisting van het voornemen van de beslissing om over te gaan tot de eenzijdige beëindiging van de zorg of ondersteuning en niet langer over de betwisting van de eenzijdige beëindiging van de zorg of ondersteuning.

Deze toevoeging zorgt ervoor dat de klachtencommissie moet nagaan of de voorziening de verplichte stappenprocedure bij een eenzijdige beëindiging van de ondersteuning heeft gevolgd of dat ze voldoende heeft gemotiveerd waarom ze een bepaalde stap niet gevolgd heeft. Wanneer dat niet het geval is, ondersteunt de klachtencommissie de voorziening en de gebruiker of zijn vertegenwoordiger bij de stappen die nog gevolgd moeten worden. 

6. Toezicht

Het besluit is aangepast, zodat er in elke fase van toezicht maatregelen kunnen worden opgelegd, met als doel een duidelijke gevolggeving aan de aandachtspunten en/of inbreuken vastgesteld door Zorginspectie.

Er wordt verduidelijkt op welke wijze de verslagen van Zorginspectie ter beschikking gesteld moeten worden aan de gebruikers en medewerkers. 
Als er geen collectief overleg is, communiceert de zorgaanbieder actief aan haar gebruikers dat er een verslag is en hoe de gebruikers dat verslag kunnen inzien. Gelet op de privacy moeten verslagen die zijn opgemaakt naar aanleiding van een klacht of melding niet ter beschikking gesteld worden. Wie die verslagen wil inzien, kan daarvoor een vraag stellen aan Zorginspectie.

De zorgaanbieder moet het Agentschap binnen de opgelegde remediëringstermijn op de hoogte brengen over welke maatregelen ze genomen hebben om de vastgestelde inbreuken weg te werken. Wanneer de inbreuken niet binnen de opgelegde termijn kunnen weggewerkt worden, bezorgt de zorgaanbieder aan het Agentschap een plan over hoe en binnen welke termijn de inbreuken weggewerkt zullen worden. De zorgaanbieder geeft ook duidelijk aan waarom de inbreuken niet binnen de opgelegde termijn kunnen worden weggewerkt.

7. Beleidsplannen en zelfevaluatie

Het beleidsplan is nu een kwaliteitsvoorwaarde. Inhoudelijk is er niets veranderd, maar omdat we daar regelmatig vragen over krijgen, lichten we dat opnieuw toe. 

Een nieuwe zorgaanbieder (zowel een vergunde zorgaanbieder, een nieuw VAPH-multifunctioneel centrum als een RTH-aanbieder) moet een jaar nadat de eerste gebruikers zijn gestart een eerste beleidsplan indienen bij het VAPH. Voor alle zorgaanbieders waarvoor het kwaliteitsbesluit van toepassing is, geldt dat zij over een periode van maximaal 5 jaar het gehele kwaliteitssysteem moeten evalueren en een nieuw beleidsplan moeten opmaken in het kader van een continu cyclisch leerproces. De afstemming met de zelfevaluatie van het gehele kwaliteitssysteem wordt dus benadrukt.

De diensten ondersteuningsplan moeten geen beleidsplan opstellen.

Wat wel wijzigt, is de verantwoording van de zelfevaluatie van het beleidsplan. Meer informatie leest u in dit artikel en op de website .

Wat met het intersectorale kwaliteitsdecreet?

De principes uit het nieuwe kwaliteitsdecreet(opent nieuw venster) om te komen tot een impactgerichte kwaliteitscultuur worden verder uitgewerkt in samenwerking met belanghebbenden, binnen de VAPH-sector en intersectoraal. De eerste stap tot uitvoering van die nieuwe intersectorale regelgeving is een kaderbesluit. Dat werd 19 januari 2024 principieel goedgekeurd en ligt nu voor advies bij de Vlaamse Raad. Na de definitieve goedkeuring van dit besluit is de regelgevende basis in orde om het decreet verder uit te werken in sectorale nieuwe kwaliteitskaders.

Wat met het gewijzigde BVR vergunnen?

Zodra de aanpassingen aan het besluit vergunnen (BVR van 24 juni 2016) definitief zijn goedgekeurd door de Vlaamse Regering informeren wij u via een nieuwsbericht op de website en het nieuws voor professionelen.

Later in het voorjaar organiseren we nog een online infosessie over alle wijzigingen aan de vergunnings- en kwaliteitsvoorwaarden. Meer nieuws daarover volgt ook via de website en het nieuws voor professionelen.

Hebt u een vraag?

Mail uw vraag naar avf@vaph.be.  

Lees alle nieuwsberichten voor professionelen